Bekroningen

  • WINNAAR VAN "HET FIERE MARGRIETJUWEEL", PRIJS VOOR DE BESTE ACTEURSPRESTATIE IN DE LEUVENSE REGIO IN 1988 VOOR DE VERTOLKING VAN FIGARO IN "DE DOLSTE DAG" VAN PETER TURRINI BIJ TONEEL HEVERLEE

 

  • NOMINATIE VOOR "HET FIERE MARGRIET JUWEEL LEUVEN" MET DE VERTOLKING VAN NIELS KRÖGSTADT UIT "NORA, EEN POPPENHUIS" VAN IBSEN BIJ DE REYNAERTGHESELLEN IN LEUVEN IN 1995

 

  • TWEEDE PRIJS OP DE NATIONALE EENAKTERWEDSTRIJD "PRIJS ROGER BRODDIN" TE BERCHEM IN 1993 VOOR "KRULLEN OP DE MAAN"

 

  • VVTS TONEELSCHRIJFPRIJS 2003 VOOR VOLWASSENEN MET ALS PRIJS EEN BRONZEN BEELDJE VAN "DE SCHIPPER" (NAND BUYL) VOOR "KLAPROZEN"

      

Uit het juryverslag van de VVTS Toneelschrijfprijs 2001-2003
voor volwassenentheater in het vrijetijdstheater

 KLAPROZEN – Marc Smet

WINNAAR

  • vertrouwde, maar beklijvende thema’s : moederliefde, vrouw-zijn, volwassenen-gezien-door-de-ogen-van
  • rake ‘dialogen’ (mongool = zéér “in character” geschreven) mét subtext
  • genrisch klassiek (tragi-komedie), maar zuiver en sterk
  • biedt veel mogelijkheden aan cast, regie en scenograaf
  • vertrekt van anekdotiek, maar tekent 2 authentieke en universele mensen-portretten
  • de opbouw is niet evident, maar dramatisch geslaagd (inclusief een verrassende wending), én heeft een inhoudelijke meerwaarde
    (2 monologen die mekaar aanvullen, en mekaar een extra betekenislaag geven)

Jury : Marijke De Roeck (Open Doek), Geert Vermeulen (auteur) Ed Vanderweyden (VVTS)

 

  • EERSTE PLAATS OP HET NATIONALE MONOLOGENFESTIVAL MECHELEN APRIL 2005 MET "DE KOFFIETAFEL", EEN FRAGMENT UIT "IN PARADISUM"

 

  • TWEEDE PLAATS OP HET NATIONALE MONOLOGENFESTIVAL MECHELEN APRIL 2006 MET "DE OFFERGANG", EEN FRAGMENT UIT "IN PARADISUM"

 

  • TWEEDE PLAATS NATIONALE MONOLOGENSCHRIJFWEDSTRIJD KVVT MECHELEN OKTOBER 2008 MET "DE LAATSTE NACHT"

 

  • EERSTE PLAATS NATIONAAL MONOLOGENFESTIVAL MECHELEN APRIL 2009 MET "DE LAATSTE NACHT"
  • Winnaar van de STADSJUWEELPRIJSKAMP 2011 ANTWERPEN  met "Dansen op de heuvels van de stad" opgevoerd door de Koninklijke Rederijkerskamer "De Bloeyende Wijngaerd" van Mechelen in een regie van Erik Luyten.

Juryverslag Stadsjuweel-Prijskamp 2011.

Samenstelling van de jury
De jury voor de Stadsjuweel-Prijskamp 2011 was als volgt samengsteld
Leden : Maurice Hauspie
             Bruno Schevernels
             Dirk Vermiert
             Johan Cluytens
             Herman De Meulenaere Coördinator K.V.T.A. Walter Verboven

De proclamatie van de prijskamp had plaats in het stadhuis van Antwerpen : op vrijdag 10 juni 2011.
Deze stadsjuweelprijskamp werd mogelijk gemaakt door bemiddeling van het
Provinciaal Toneelverbond van Antwerpen (P.T.V.A.)

D e   u i t s l a g

Eerste prijs Kon. Rederijkerskamer “ De Bloeyende Wijngaerd “ 86%
met “ Dansen op de heuvels van de stad ”van Marc Smet


Tweede Prijs Toneelgezelschap Het Wagonnetje 84%
met “ Ge moet niet perse ananas gegeten hebben
om te weten dat dat ongelooflijk lekker is ”
van Bart van Nuffelen naar L.P.Boon


Derde prijs Kon. Toneelvereniging “ Voor Taal en Kunst “ 78%
met “ Serpent “
naar „De getemde Feeks‟ van W. Shakespeare



       Kon. Rederijkerskamer “ De Bloeyende Wijngaerd zondag 28 november 2010

D a n s e n  o p  d e  H e u v e l s  v a n  d e  S t a d

van Marc Smet
Regie : Erik Luyten
Zaal : Schouwburg “ De Vrede ”
Vredestraat 20, 2600 Berchem


Keuze van het stuk :
De Bloeyende Wijngaerd is zeker niet voor een gemakkelijke, een voor de hand liggende keuze gegaan en ook niet voor een gegarandeerde publiekstrekker. Evenmin voor een bekende naam. Dat is een lovenswaardige keuze. Dat is een moedige keuze.
“Dansen ” is een literair werk. Het is een stuk waarmee een regisseur vele kanten op kan. Een stuk met vele verborgen pareltjes en valkuilen. Een stuk waar je de tanden kan inzetten, maar ze erop ook kan breken. Een stuk waar je de bal volledig kan out slaan, buiten het speelveld.
Het stuk is opgedeeld in twee totaal van elkaar verschillende delen zowel wat setting, vormgeving, spelmogelijkheden, tekstvorm betreft, als wat de verhaalstructuur aangaat. Er is wél een verband, al is dat enkel inhoudelijk. Het eerste deel voor de pauze krijgt als titel " De stank van de dood ", deel twee " De geur van naakte vrouwen ".
In " De stank van de dood ” vertellen vier vrouwen flarden uit hun leven, stukjes van de puzzel van een leven, zo zal later blijken. In " De geur van naakte vrouwen " vertelt Roland zijn in stukken en brokken gehakt levensverhaal. En de vrouwen uit het eerste deel hebben daar allemaal een rol in gespeeld. Wat blijkt: deel 1 heeft deel 2 nodig om begrijpelijk te zijn, deel 2 heeft deel 1 niet noodzakelijk nodig maar zonder deel 1 zou het wel een meerwaarde missen. Dit alles vraagt van regisseur en spelers een serieuze inzet.
De auteur schrijft op zijn site dat hij een sobere setting verkiest en hoopt dat het publiek zelf de waarden en waarheden ontdekt die belangrijk zijn. Hij schrijft: ” De uiteindelijke interpretatie van het stuk wordt heel bewust overgelaten aan het publiek. Hierbij blijven tal van mogelijkheden over.” Een publiek bestaat echter uit vele individuen die niet allemaal dezelfde affiniteit hebben met het gegeven, die niet dezelfde taalgevoeligheid hebben dan de auteur. Dus kan de voorstelling alle kanten uit gaan, in positieve maar ook in negatieve zin.

Regie :
Erik Luyten is de stellingname van de auteur gevolgd en heeft dat vertaald in: creëer een afstand of behoud voldoende afstand met je publiek en laat het zelf uitmaken wat raakt en wat niet raakt. Houd de toeschouwer een kille – maar herkenbare spiegel - voor, trek hem echter niet mee in een gericht en gestuurd emotioneel gebeuren.
Het gevolg daarvan is dat je naar een reeks vertelde gebeurtenissen aan het kijken bent, die je tot aan de pauze met vragen achter laten;gebeurtenissen die je eigenlijk wat zouden moeten doen maar dat niet doen omdat de afstand tussen het gebeuren en de verwerking als emotionele ontlading door plots inzicht in de oorzaken, héél groot is.
Het eerste deel: de verwarring in beelden. :
Zulk een vormgeving en tekstuele versnippering toepassen moet kunnen. De kans is dan wel erg groot dat je als toeschouwer hunkert naar de oplossing, de bevrediging van die verwarring. In een vormgeving zoals gebracht door De Bloeyende Wijngaerd, bleef je bij de pauze met heel veel vragen zitten. Van geen der personages heb je enige hoogte. Het was alsof je naar een plakboek zat te kijken zonder de noodzakelijke uitleg van de fotograaf. Je keerde dus na de pauze niet terug omdat één van de dames een gevoelige snaar had geraakt. Niet omdat het gegeven je nieuwsgierig had gemaakt. Niet omdat ze je emotioneel bij je nekvel was gegrepen.
Een bewuste keuze van de regie en dus verdedigbaar, alleen was ze ook de juiste ?
Het begint erg sfeervol met een schrijvende man in een veld van strobalen en enkele speelse dames die zich neervlijen in het stro. Wil de regie hier een verwijzing maken naar het tot stro verkapte, geknakt en opgedroogde leven van de protagonisten ? Of is het een verwijzing naar een laatste strohalm waaraan ze zich vastklampen, namelijk dat hun verhaal wordt verteld ? Erg duidelijk was het niet. Een voice-over (de gedachten van de schrijvende man) vulde de ruimte. Wat daarna volgde was een collage van woorden en gedachten, geplaatst in een suggestieve belichting. De actrices maakten bewegingspatronen, declameerden hun zinnen. Soms werd het beeld bevroren, doen de personages aan koorspraak. Zij dialogeren dan naast elkaar, praatten tegen het publiek, maar raakten niet altijd tot bij het publiek.
Het tweede deel: een illustratie van een leven. :
Ook hier heeft de regie consequent doorgetrokken wat ze in deel 1 had geschapen: geen betrokkenheid, afstand houden, tonen en niet beleven.
In het verhaal dat de acteur vertelt, zat een regenton vol aan gevoelens en emoties. Alleen werden ze door de regie slechts druppelsgewijs meegegeven. Dat maakte echter dat het bleef bij een illustratie van een leven en dat resulteerde in een toneelmatige discrepantie, want een leven, hoe klein en middelmatig ook, is toch een vat vol emoties. Meestal opgekropte emoties.
Keken we geboeid naar het tweede deel, toch kon ook enige teleurstelling binnensluipen.
Dat de regie de acteur in zijn vertellersrol nog afstand liet houden is aanvaardbaar, maar dat ook doortrekken in de gespeelde stukken was soms jammer. Daardoor ging de acteur zich laten drijven op de emoties die de tekst inhouden in plaats van er het conflict in op te zoeken. Dat laatste had misschien boeiender theater opgeleverd. Nu klonk de reactie van de acteur op een voortijdige ejaculatie in de broek hetzelfde als de reactie op afgewezen worden tijdens de eerste huwelijksnacht.

Techniek :
Zonder meer een pluim op de hoed voor de technische ondersteuning. Belichting en decor waren goed, (soms) functioneel en afgewerkt. Een opmerking: niet elke emotie moet ondersteund worden door een lichtverandering. Ook hier wordt het dan een illustratie van een gevoel dat veel sterker kan worden als het wordt beleefd door de actrice.
Het wat geforceerde einde – een vloek, alle vrouwenportretten vallen van de muur - is de enige smet op het geheel. Niettegenstaande beeldend mooi, is het slechts een effect om het effect. Praktisch lokt het ook problemen uit zoals tijdens de voorstelling die wij zagen: de acteur slaagde er niet in alle portretten terug op te hangen.


Spel – natuurlijkheid – taal – typering :

Gilberte De Cokele speelt de bomma, Rozeke.
Deze actrice heeft beslist potentieel. Ook in het eerste deel zegt ze als enige haar tekst met een onderliggende beleving. Ze weet waarover ze praat, ze zegt haar tekst met een onderbouwde emotie. Ze geeft subtiele aanwijzingen van wat ze in het verleden meemaakte en wat dat verleden nu met haar heeft gedaan.
Dat haar spel dan een beetje haaks staat op dat van de drie andere actrices speelt in het nadeel van het geheel, niet van haar prestatie.

Thalia Janssen speelt de mama van Roland.
In het eerste deel blijft Thalia hangen in voordracht. Deels door het concept, deels door de regie en deels door een gebrek aan inleving.
In het tweede deel geeft ze een korte impressie van haar kunnen. Had ze met die inhoud en gedragen door dit verleden, haar eerste deel gespeeld, dan had ze haar ware talenten gebruikt.

Rebecca Vermeersch speelt de vrouw, Rita.
Ook in het eerste deel heeft zij last van de artificiële setting en aanpak. Ze heeft weinig grip op haar personage. Ze worstelt met de dramatiek ervan. De zeldzame keren dat ze toch in dialoog mag gaan, klinkt het nog altijd als alleenspraak.
In het tweede deel krijgt ze de zeer moeilijke opdracht om een dialoog te voeren met niet aanwezige personages. Die ontmoeting met haar ouders moet een geforceerde situatie zijn, ongemakkelijk in gevoel. Het resultaat is een eerder overdreven geacteerde scène.
Verder speelt ze aanvaardbaar een frigide vrouw.

Sophie Geentjens speelt de zogezegde vriendin, Laura.
Meebabbelend met de andere dames overleeft zij het eerste deel.
In het tweede deel weet ze niet echt te overtuigen in haar rol als ingehuurde verleidster. Ze doet dat met durf en lef. Alleen is ook de beleving van haar personage niet volledig geslaagd en lijken de gevoelens eerder opgeplakt dan gespeeld. Zo komt bijvoorbeeld haar uitbarsting van woede geforceerd over. Op wie is ze kwaad ? Op haar vriendin die haar dit aandoet of op zichzelf omdat ze gevoelens heeft gekregen voor Roland ?

Rudy De Cnodder speelt Roland.
Het mag gezegd worden, met een “ bijna monoloog ” een zaal 40 minuten boeien is geen kleine opgave voor een acteur en hij slaagt daar wonderwel in. Ook hij is zijn regisseur gevolgd in een afstandelijke benadering en kijkt als het ware naar zijn eigen verhaal. Soms stapt hij in het verhaal, stapt er voor een paar zinnen weer uit en treedt dan terug in dialoog met een van de vrouwelijke figuren uit zijn levensverhaal.
Rudy De Cnodder doet dat heel beheerst. Alleen zorgt dat “ naar-jezelf-kijkend ” acteren voor een gebrek aan conflict, een tekort aan kritiek op wat er is gebeurd. Het gaat dan lijken alsof het personage geen enkele voeling meer heeft met zijn eigen verleden. Dat veroorzaakt een zekere verveling. Iets meer uiting geven aan de innerlijke roerselen, of op zijn minst de strijd laten zien van de zelfonderdrukking, had het geheel boeiender gemaakt.
Je wordt opgevoed door een bomma die erg heeft geleden onder de tirannie van haar man. Als zij sterft, verdwijnt alle menselijk warmte en genegenheid uit je leven. Als puber ontdek je, dat je moeder om te overleven zich verkoopt aan mannen. Daarna trouw je een frigide vrouw en het huwelijk wordt nooit geconsumeerd. Om tenslotte verliefd te worden op een vrouw die je ontmaagdt met als enig doel wraak op je te nemen in naam van je ex. Mag het dan niet een beetje meer zijn dan alleen maar “ Godverdomme “ roepen op het einde ?

Slotbeschouwing :
De Bloeyende Wijngaerd presenteerde een voorstelling met potentieel, met inhoud en in een strakke regie. Een bewuste keuze die ook sterk werd verdedigd. Het risico van een vroegtijdig afhaken in het eerste deel werd daardoor echter vergroot en gelukkig opgevangen in het tweede deel via volgehouden en verdedigbare acteerprestaties.
Het literaire karakter van de tekst en de regie maken dat het publiek het niet gemakkelijk heeft met het afstandelijk theatraal gebeuren. Vaak werd die afstandelijkheid mooi overbrugd, soms echter ook niet.